1) Azizi ..................... naar zijn werk. a) fiets b) fietst c) fietsen 2) Marat en Rohani .......... a) ontbijt b) ontbijten. 3) Ik ............................ brood a) bak b) bakt. c) bakken 4) Wij .......................... in de klas. a) zit b) zitten 5) De kinderen .................................... op school. a) eet b) eten 6) Jullie ..................... koffie in de pauze. a) drink b) drinkt c) drinken 7) Mohamed .................................... te voet naar school. a) ga b) gaat c) gaan 8) Jij ............................. met de fiets. a) ga b) gaat c) gaan 9) De vrouw ................................ de ramen. a) poets b) poetst c) poetsen 10) Ik ....................... niet. a) voetbal b) voetbalt c) voetballen 11) Mama .......................... de rijst. a) kook b) kookt c) koken 12) Mijn zussen .......................... graag. a) kook b) kookt c) koken 13) Wij ...................... Nederlands. a) leer b) leert c) leren 14) Asad ......................... elke dag. a) studeer b) studeert c) studeren 15) Zahir ......................... in Brugge. a) woon b) woont c) wonen

CBE BOW NT2 BT3 werkwoorden

Tulostaulu

Visuaalinen tyyli

Vaihtoehdot

Vaihda mallia

Säilytetäänkö automaattisesti tallennettu tehtävä ?