1) Je (kunnen) gewoon met je fiets naar een feestje. a) kunt b) kunnen c) kant 2) (Willen) je echt de show stelen? a) Wil b) Wilt c) Willen 3) (Binden) dan de Martin Jackpack op je rug. a) Bind b) Bindt c) Binden 4) Met deze solo-vliegmachine met straalmotoren (lijken) je zo uit een actiefilm weggevlogen. a) lijken b) lijkt c) lijk 5) Je (besturen) het apparaat met twee joysticks. a) bestuurt b) bestuur c) besturen 6) Je linkerhand (sturen). a) stuurt b) stuur c) sturen 7) Je rechterhand (bepalen) de hoogte a) bepaal b) bepalen c) bepaalt d) bepal e) bepalt 8) Eenmaal op dreef (vliegen) het toestel met een snelheid van bijna honderd kilometer per uur. a) vliegen b) vlieg c) vliegt 9) In de Filippijnen en in Indonesië (vinden) je het spookdier hoog in de bomen. a) vind b) vinden c) vindt 10) Overdag (houden) de ukkepuk zich koest. a) houd b) houdt c) houden d) hou e) hout 11) 's Nachts (treden) het spookdier in actie. a) tredt b) tred c) treden d) treedt e) treed 12) Als je (schudden) aan een boom, zal hij er niet uitvallen. a) schudden b) schudt c) schud 13) Op zijn vingers en tenen (zitten) namelijk kleverige kussentjes. a) zitten b) zit c) zidt 14) Daarmee (klauteren) spookdieren zonder moeite tot in de hoogtste bomen. a) klauteren b) klautert c) klauterd d) klauter 15) Hij (verplaatsen) zich van boom naar boom met sprongen van zes à zeven meter. a) verplaatst b) verplaatsten c) verplaatsdt 16) Spookdieren (doden) sprinkhanen, muggen, motten, libellen en wormen. a) doodt b) dood c) doden d) dod e) dodt 17) Hoog in de bomen (jagen) hij op zijn prooi met een handig trucje. a) jagen b) jaagen c) jaag d) jaagt e) jaagd 18) Hij (grjipen) vogels uit de lucht als hij van tak naar tak springt. a) grijpen b) grijpt c) grijp 19) Het (zijn) een merkwaardig diertje, he? a) is b) zijn c) zijnt

Spelling tegenwoordige tijd

tekijä

Tulostaulu

Visuaalinen tyyli

Vaihtoehdot

Vaihda mallia

Säilytetäänkö automaattisesti tallennettu tehtävä ?