1) Ik ..... blij. a) ben b) is c) zijn 2) Hij ..... dorst. a) heb b) heeft c) hebben 3) Zij ..... boos. a) ben b) is c) zijn 4) Hij ..... verdrietig. a) ben b) is c) zijn 5) Hij ..... verkouden. a) ben b) is c) zijn 6) Hij ..... het warm. a) heb b) heeft c) hebben 7) Zij ..... moe. a) ben b) is c) zijn 8) Zij ...... boos. a) ben b) is c) zijn 9) Zij .... dapper. a) ben b) is c) zijn 10) Ik ..... het warm. a) heb b) heeft c) hebben 11) Zij ..... ziek. a) ben b) is c) zijn 12) Ik ..... honger. a) heb b) heeft c) hebben 13) Zij ..... dorst. a) heb b) heeft c) hebben 14) Wij ..... blij. a) ben b) is c) zijn 15) Jij ..... slaap. a) heb b) hebt c) heeft 16) Zij ..... het koud. a) heb b) heeft c) hebben

NT2 spelling | werkwoorden 45| gevoelens

Tulostaulu

Visuaalinen tyyli

Vaihtoehdot

Vaihda mallia

Säilytetäänkö automaattisesti tallennettu tehtävä ?