1) ik a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 2) ik a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 3) jij a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 4) jij a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 5) u a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 6) u a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 7) hij a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 8) hij a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 9) zij  a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 10) zij  a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 11) het a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 12) het a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 13) wij a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 14) wij a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 15) jullie a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 16) jullie a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 17) zij a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 18) zij a) heb b) hebt c) heeft d) hebben

Hebben

Tulostaulu

Visuaalinen tyyli

Vaihtoehdot

Vaihda mallia

Säilytetäänkö automaattisesti tallennettu tehtävä ?