Je roept hij of zij in een restaurant - Ober, Geld geven - Betalen , Je drinkt met hem soep - Lepel, Hij/zij verkoopt groenten of fruiten - Groenteboer , Hei is koud en je eet hem meestal in de zomer - ijs , Je eet het meestal na avond eten  - Nagerecht , Vragen aan ober en iets willen drinken of eten in een café of restaurant - Bestellen , Je wil veel water drinken - Dorst hebben , Je schrijft het voor de les - Huiswerk ,

tanim ve kelime eslestirme hoofdstuk 6

Ranglista

Vizuális stílus

Beállítások

Kapcsoló sablon

Automatikus mentés visszaállítása :?