1) Wanneer ga je naar huis? 2) Wat wil je doen? 3) Welke personen geef jij een fooi? 4) Wanneer is jouw verjaardag? 5) Hoe heten jouw moeder en vader? 6) Op zaterdag..................... 7) Wat moet je doen? 8) Wanneer is het Kerstmis? 9) Een vriendin vraagt: ' Ga je mee naar de bioscoop?' Reageer negatief 10) Noem drie fruitproducten met hun kleur. 11) Bij het ontbijt.................... 12) Mogen wij....................? 13) Hoe laat is het ? 14) Wat is je achternaam? Hoe spel je dat? 15) Wie zijn de mensen in jouw groep? 16) In het weekend..................... 17) Wat kun je in een café bestellen? Noem 3 dingen. 18) Ork Ork, ork, soep eet je met een ................. 19) Op de markt....................... 20) Je wilt met een andere student naar de film. Wat vraag je?

A1- Nederlands in gang vragen over h 1- 6

Classifica

Stile di visualizzazione

Opzioni

Cambia modello

Ripristinare il titolo salvato automaticamente: ?