1) .....ik klaar ben met mijn studie, ga ik een baan zoeken. a) Zodra b) Wanneer c) Nu d) Als e) Toen f) Nadat 2) .....ik voor het eerst in Nederland kwam, was ik verbaasd over het grote aantal fietsers. a) Toen b) Wanneer c) Tenzij d) Als 3) ....we naar de film gingen, hebben we in een restaurant gegeten. a) Hoewel b) Terwijl c) Totdat d) Voordat 4) ....de uitslag van uw coronatest bekend is, krijgt u van ons de uitslag. a) Hoewel b) Zodra c) Nadat d) Voordat 5) Vroeger rookte ik 2 pakjes sigaretten per dag, en voelde ik me niet fit maar .....ik niet meer rook, voel ik me een stuk beter. a) Als b) Toen c) Sinds d) Nu e) Terwijl 6) Ik wil graag een vervolgstudie doen.....ik daarna een betere baan kan vinden. a) terwijl b) totdat c) zodat d) hoewel 7) U kunt zich voor deze studie inschrijven......u de juiste diploma's heeft. a) want b) als c) toen d) zodat e) wanneer 8) U kunt zich niet voor deze studie inschrijven......u de juiste diploma's heeft. a) want b) als c) zodat d) tenzij 9) .....het slecht weer is, ga ik toch met de fiets naar mijn werk. a) Wanneer b) Toen c) Tenzij d) Als e) Hoewel 10) Ik moet morgen op kantoor werken, ..... het zondag is. a) want b) hoewel c) totdat d) als

Welke conjunctie(s) passen in de zin?

Classifica

Stile di visualizzazione

Opzioni

Cambia modello

Ripristinare il titolo salvato automaticamente: ?