1) Hij .... me vanmiddag om twee uur ... a) bellen, op  b) belt, op  c) op, bellen d) op, belt 2) Willem heeft zijn schoenen ... a) uitdoen b) uitdoet c) doet uit d) uitgedaan e) gedaan uit 3) Kun jij even de deur ...? a) opendoen b) doen open c) opendoet d) doet open 4) Ik heb me gisteren voor een taalcursus ... a) inschrijven b) ingeschreven c) schrijf, in d) geschreven, in 5) ... de tv even ...! Het journaal begint bijna. a) Aan, zet b) Zet, aan c) Aan, zetten d) Zetten, aan 6) Ik weet dat jij altijd de kinderen ... a) haalt op b) opgehaald c) ophaalt d) ophalen 7) Ik .... altijd om zeven uur ...  a) sta, op b) op, staan c) heb ... opgestaan 8) We moeten snel ..., anders komen we te laat. a) lopen door b) doorlopen c) doorgelopen

Lyderių lentelė

Vizualinis stilius

Parinktys

Pakeisti šabloną

Atkurti automatiškai įrašytą: ?