Hebben: Wij ... vandaag geen les gehad., Ik ... in het park gelopen., Ik ... vandaag niet gewerkt., Hij ... vandaag brood gegeten., Hij ... 20 kilometer op de fiets gereden., Zij ... vandaag hard gelopen., Wij ... veel nieuwe kleren gekocht. , Ik ... vandaag lekker gewandeld., Ik ... nog nooit met een vliegtuig gevlogen., De student ... niet goed geluisterd., De docent ... goed les gegeven., Ik ... eten gemaakt., Hij ... Chinees geleerd., Wat ... je daar gezien?, Jullie ... gisteren iets leuks gedaan., ... je dit boek al gelezen?, We ... in de stad gelopen. , Zij ... nog nooit gefietst., Zij ... de kleren gewassen., Ik ... vanmorgen thee gedronken., Zijn: De les ... om 9 uur begonnen., Wij ... met de auto naar de stad gereden., De baby ... goed gegroeid., Ik ... om 8 uur opgestaan., Mijn vader ... overleden., We ... via Parijs naar Marseille gereden., Hij ... 5 jaar geleden gestorven., De kinderen ... naar huis gegaan., We ... met het vliegtuig naar London gevlogen., De vrouwen ... om 3 uur gekomen., Wij ... vroeg weggegaan., Ik ... vandaag thuis gebleven., Ik ... gescheiden., Hij ... voor het examen geslaagd., Op de fiets ... we naar de zee gereden., Ik ... naar het park gelopen., Zij ... om 5 uur wakker geworden., Ik ... nooit in Amerika geweest., De sleutels ... verdwenen., De studenten ... voor het examen gezakt. ,

Hebben of zijn? - Perfectum

prie
Įterpti

Lyderių lentelė

Vizualinis stilius

Parinktys

Pakeisti šabloną

Atkurti automatiškai įrašytą: ?