De kat hangt ACHTER de zetel., De kat staat vóór de zetel., De muis zit LINKS van de kat., De muis zit RECHTS van de kat., De kat staat TEGEN de muur., Het kader van de kat hangt AAN de muur., De vis zit IN de aquarium., De kat staat bij de zetel. We zien zijn staart., De hond ligt ONDER de tafel., De muis staat NAAST de tafel., De kat is TEGENOVER de vis., De kat zit OP de kussen., De kat zit TUSSEN de twee muizen., BOVEN het kader van de kat.

Voorzetsels Nederlands NT2 Prépositions en néerlandais Dutch

Lyderių lentelė

Vizualinis stilius

Parinktys

Pakeisti šabloną

Atkurti automatiškai įrašytą: ?