1) Het schaap springt.......het hek a) uit b) in c) op d) over 2) De man ligt.....de bank. a) boven b) aan c) over d) op 3) De hond zit.......de doos. a) tegenover b) achter c) voor d) in 4) De lamp hangt......de tafel. a) boven b) voor c) over d) tussen 5) De kat ligt......de tafel. a) voor b) onder c) over d) uit 6) De bank staat.......het huis. a) over b) onder c) boven d) voor 7) De vrouw staat...............de strepen. a) uit b) in c) tussen d) onder 8) Sara en Josef komen..............bed. a) boven b) aan c) uit d) over 9) De bank staat...................het huis. a) voor b) achter c) aan d) tegenover 10) Sam en Suze zitten..................elkaar. a) tegenover b) aan c) boven d) over 11) De schilderijen hangen................de muur. a) uit b) achter c) voor d) aan 12) Nel zit...................Hans op de bank. a) naast b) tussen c) achter d) tegenover

Voorzetsels

Lyderių lentelė

Vizualinis stilius

Parinktys

Pakeisti šabloną

Atkurti automatiškai įrašytą: ?