1) Vincent van Gogh heeft zelfportretten geschilderd. a) Vincent van Gogh b) heeft c) zelfportretten d) geschilderd 2) De aardappeleters heeft deze schilder in 1885 gemaakt. a) De aardappeleters b) heeft c) deze schilder d) in e) 1885 f) gemaakt 3) Van Gogh produceerde al zijn werk in slechts tien jaar. a) Van Gogh  b) produceerde c) al zijn werk d) in e) slechts f) tien jaar 4) Wij kunnen zijn schilderijen bekijken in het Van Gogh museum. a) Wij b) kunnen c) zijn schilderijen d) bekijken e) in f) het van Gogh museum. 5) Vincent vond zonnebloemen interessant. a) Vincent b) vond c) zonnebloemen d) interessant 6) Vincent schilderde graag uitgebloeide exemplaren. a) Vincent b) schilderde c) graag d) uitgebloeide exemplaren 7) Vincent tekende heide- en veenlandschappen in Drenthe. a) Vincent b) tekende c) heide- en veenlandschappen d) in 8) In Frankrijk schilderde Vincent bloeiende boomgaarden. a) Frankrijk b) Vincent c) schilderde d) bloeiende boomgaarden 9) Vincent schilderde boten aan zee. a) Vincent b) schilderde c) boten d) aan 10) In Arles schilderde Vincent het gele huis a) Arles b) schilderde c) Vincent d) het gele huis

Groep 7: lijdend voorwerp

Lyderių lentelė

Vizualinis stilius

Parinktys

Pakeisti šabloną

Atkurti automatiškai įrašytą: ?