Goed: Ik heb gefietst, Ik ben gegaan, De baby heeft gehuild, Ik ben geweest, Hij heeft gedacht, Zij zijn geslaagd, De baby is gegroeid, De bal is gevallen, Je hebt gelachen, Je hebt het gedaan, Fout: Hij heeft geworden, Zij is les gehad, De baby heeft gevallen, Ik ben het gevonden, Ik heb gegaan, Jullie hebben geweest, Zij heeft gestopt, De les heeft begonnen, Zij hebben getrouwd, Ik heb naar opa gefietst ,

Hebben of zijn ? Hulpwerkwoorden, Perfectum

Lyderių lentelė

Vizualinis stilius

Parinktys

Pakeisti šabloną

Atkurti automatiškai įrašytą: ?