Hoe heet je?, Tel van 0 tot 10., Kun je het werkwoord 'wonen' vervoegen?, Waar kom je vandaan?, Ben je getrouwd?, Wat is je achternaam?, Wat is je nationaliteit?, Wat antwoord je op de vraag: Ben jij ... (jouw naam)?, Je vriend/vriendin is jarig. Wat zeg je tegen hem/haar?, Wat eet en drink je op een verjaardagsfeest?, Wat koop je voor een jarige?, Hoe gaat het met jou?, Tel van 80 - 90., In welke straat woon je?, Geef antwoord op de vraag: Wat wil je drinken?, Hoe zie je eruit? Vertel iets over je uiterlijk., Hoe ben jij? Vertel iets over je karakter., Heb je broers en zussen?, Wat is het meervoud van 'vriendin'? Hoe schrijf je dat?, Draag je een bril?, Is je medecursist aardig?, Ga je met de fiets naar de universiteit?, Wat koop je in de supermarkt?, Wat koop je niet in de supermarkt?, Wat is je antwoord op de vraag: Wie is er aan de beurt?, Iemand vraagt jou: Hoeveel kost een brood? Wat zeg je?, Wat zeg je? De ogen zijn bruin. De ... ogen., Wat zeg je? Het kleine dorp. Een ... dorp., Je wilt de prijs van 1 kilo tomaten weten. Wat vraag je?, Heb je een auto?.

Taaltalent 1: Hoofdstuk 1 - 4

prie
Įterpti

Lyderių lentelė

Laimės ratas yra neterminuotas šablonas. Jis negeneruoja rezultatų lyedrių lentelei.

Vizualinis stilius

Parinktys

Pakeisti šabloną

Atkurti automatiškai įrašytą: ?