1) Wat ........ je met ‘gecompliceerd’? a) beteken b) bedoel 2) De muziek staat heel hard. Ik ..... je niet. a) begrijp b) versta 3) ........ jij waarom John niet naar de les komt? a) versta b) begrijp 4) Bagagedrager? Wat ..... dat woord? a) bedoelt b) betekent 5) Je praat veel, maar ik .... niet wat je bedoelt. a) begrijp b) versta 6) Wat ...... dit verkeersbord? a) bedoelt b) betekent 7) Wat ..... de docent met fietsvakantie? a) betekent b) bedoelt 8) De betekenis van het woord agressie ....... ik niet goed. a) versta b) begrijp

Papan mata

Gaya visual

Pilihan

Tukar templat

Pulihkan autosimpan: ?