1) Ik heb vandaag ... (voetballen) met mijn broer samen. (Rayan) a) gevoetbald b) gevoetbalt c) voetgebalt  2) Gisteren .. (zeggen) (vt) mijn vader tegen mij dat er iemand had ingebroken. (Medina) a) zei  b) zegt c) zeiden 3) De ... (koken) (bijvoeglijk naamwoord) aardappelen waren nog erg warm. (Rayan) a) gekookde b) gekookte 4) Wat is er gebeurd toen mijn opa ... (overlijden)? (Medina) a) overleed b) overleet 5) Mijn moeder ... (rijden) over de snelweg. (Giany) a) rijd b) rijdt 6) De kok heeft het water eerst weggehaald en toen pas het eten (brengen) (vtd) (Giany).  a) gebracht b) gebrachd c) gebrengt 7) Rayan let altijd goed op tijdens de lessen, hierdoor is Rayan geconcentreer.. (AB) a) d b) t 8) Ik heb laatst geschaats.. op de ijsbaan. (AB) a) t b) d

Activiteitenspel werkwoorden leerlab

Scorebord

Visuele stijl

Opties

Template wisselen

Automatisch opgeslagen activiteit "" herstellen?