Geef dit boekje aan ____. Mijn vriendje gaat het voor ____ doen. Is dit boek van hem? Nee, ____ boek ligt daar. Heb je ____ huis al gezien? ____ ga ik zeker niet vragen! Weten ____ hoe iedereen heet? Ik woon in Utrecht. ____ huis is niet groot. We gaan naar de supermarkt. Dat vinden ____ heel gezellig. Gaan jullie met de auto naar het feest? Mag ik met ____ meerijden? Gaat ze door met ____ werk? Geef ____ vandaag niet teveel huiswerk, juf! Dit is ____ kat. Zij houden van de kat. We ontvangen ____ post omdat ze niet thuis zijn. Ik woon in Almere, maar ik werk ____ niet. Dat is mijn school. Ik ga ____ naar school. Dit is mijn voetbalclub. Ik voetbal ____ elke week.

Voornaamwoorden van start thema 4

Scorebord

Visuele stijl

Opties

Template wisselen

Automatisch opgeslagen activiteit "" herstellen?