1) Wat is de naam van dit transportmiddel? 2) Ga je vaak met de trein? 3) Van welk spoor vertrekt de trein? 4) Waarom leer je Nederlands? 5) Heb jij een auto? 6) Ga je graag op vakantie? 7) Hoe laat vertrekt de trein? 8) Waarom ga je naar de supermarkt? 9) Hoe duur is het? 10) Is het druk op het perron? 11) Is het druk op straat? 12) Waarom heb je een feestje? 13) Wil je deze kamer reserveren? 14) Wil je hier wonen? 15) Wilt u een bad of een douche? 16) Wat is de imperatief van: de rijst koken? 17) Wat is de imperatief van: de kaart in de betaalautomaat steken? 18) Waar zijn deze mensen? 19) Waar zit de kat? 20) Waar staat de koffer?

Scorebord

Visuele stijl

Opties

Template wisselen

Automatisch opgeslagen activiteit "" herstellen?