1) Wat is waar (true) ? a) Er hangen afbeeldingen aan de muur. b) Er staat geen bank. c) Er ligt een tapijt op de vloer. d) Er liggen kussens op de bank. e) Er staan drie tafeltjes in de woonkamer. f) Er staat een cactus op tafel. 2) Wat is waar? a) Er zit thee in het kopje. b) Het kopje staat op een schoteltje. c) Er zit water in het glas. d) Het glas staat naast het kopje. e) Er zit geen koffie meer in het kopje. f) Het kopje en het glas staan op tafel. 3) Wat is waar? a) Dit is een woonkamer. b) Dit is een keuken. c) Dit is een slaapkamer. d) Er ligt een tapijt op de vloer. e) Er staat een bed in de kamer. f) Er staat een prullenbak in de hoek. 4) Amsterdam .... a) staat in Nederland. b) zit in Nederland. c) ligt in Nederland. d) staat op de kaart. e) ligt op de kaart. f) zit op de kaart. 5) Wat is waar? a) Er staat een keuken in de foto. b) Er zit een keuken op de foto. c) Er hangen kastjes aan de muur. d) Dit is een keuken. e) Er staat een fles op het aanrecht. f) Er staat een keuken op de foto. 6) Wat is waar? a) De appels liggen onder de schaal. b) Er liggen boeken op tafel. c) Dit is een foto. d) Er staan stoelen op de foto. e) Er staat geen theepot op tafel. f) Er staat een vaas op tafel. 7) Welke zinnen zijn goed? a) De kaart zegt 'Beterschap'. b) Op de kaart staat 'Beterschap'. c) Er zit 'Beterschap' in de kaart. d) Op de kaart ligt 'Beterschap'. e) Er staat 'Beterschap' op de kaart. f) Het zegt 'Beterschap' op de kaart. 8) Welke zinnen zijn goed? a) In het boek liggen oefeningen. b) Er staan oefeningen in het boek. c) In het boek staan oefeningen. d) Er staan geen oefeningen in het boek. e) Er staan oefeningen op het boek. f) Op het boek staan oefeningen.

Wat is waar? Voorzetsels en positiewerkwoorden

Scorebord

Visuele stijl

Opties

Template wisselen

Automatisch opgeslagen activiteit "" herstellen?