1) Ik ... elke avond TV. a) kijken b) kijk c) kijkt 2) Maryam ... koffie a) drinken b) drink c) drinkt 3) De kinderen ... een fiets. a) krijgen b) krijg c) krijgt 4) Jij ... op de computer. a) typen b) typ c) typt. 5) Omar ... naar muziek. a) luisteren b) luister c) luistert 6) Ik ... de buurvrouw. a) groeten b) groet 7) ... jij graag koffie? a) Drinken b) Drink c) Drinkt 8) Mijn zus ... de vraag niet. a) begrijpen b) begrijp c) begrijpt 9) Ik ... naar school. a) fietsen b) fiets c) fietst 10) Jullie ... de buurvrouw. a) helpen b) help c) helpt 11) ....... de kinderen goed? a) Luiser b) Luistert c) Luisteren 12) De les .... om half 9. a) begin b) begint c) beginnen 13) Ik .... in de supermarkt. a) werk b) werkt c) werken 14) Hij ... in Breda. a) woont b) woon c) wonen 15) Ik ... uit Turkije. a) kom b) komt c) komen 16) Ik ... 2 kinderen. a) heb b) heeft c) ben

Taalcompleet A1 thema 2 Werkwoorden vervoegen

Scorebord

Visuele stijl

Opties

Template wisselen

Automatisch opgeslagen activiteit "" herstellen?