gewoond - Hij woont in Leuven. Vroeger heeft hij in Brussel ..., gewinkeld - Mijn zus winkelt graag. Gisteren heeft ze in Antwerpen ..., getelefoneerd - Ik telefoneer graag. Ik heb gisteren met mijn broer ..., gestudeerd - De cursist studeert graag. Hij heeft gisteren veel ..., gestofzuigd - Mijn vader stofzuigt graag. Deze morgen heeft hij de living ..., gespeeld - De kinderen spelen graag buiten. Zij hebben eergisteren in de tuin ..., geluisterd - Jij luistert vaak naar muziek. Heb jij vorige week naar muziek ...?, gebeld - Mijn oma belt graag. Zij heeft in de voormiddag met haar zoon ..., gedanst - Wij dansen graag. In het weekend hebben we salsa ..., gefietst - Mijn vader fietst graag. Hij heeft gisteren 50 km ..., gekookt - Mijn tante kookt graag. Zij heeft voor heel de familie lekker ..., gepoetst - Mijn nicht poetst graag. Gisteren heeft ze de keuken ..., gerookt - Zij roken soms. Tijdens de pauze hebben zij een sigaret ..., gepraat - Mijn buurman praat graag. Hij heeft gisteren lang met mij ..., gewerkt - Hij werkt veel op zijn laptop. Hij heeft vorige week thuis op zijn laptop ...,

1.2 Perfectum: soft ketchup

Scorebord

Visuele stijl

Opties

Template wisselen

Automatisch opgeslagen activiteit "" herstellen?