1) Wat is dit? a) de supermarkt b) het ziekenhuis c) de apotheek 2) Als je niet ziek bent, ben je........? a) gezond b) zwak c) rond 3) Je valt en nu is je knie.............. a) wit b) bruin c) blauw 4) Aan je lichaam heb je twee .......... a) armen b) neuzen c) hoofden 5) Juf heeft een............op haar neus. a) vlieg b) brief c) bril 6) Mijn .........klopt rustig. a) hoofd b) hart c) buik 7) Ik heb een afspraak bij de ............ a) verpleegster b) huisarts c) vuilnisman 8) Ik poets mijn............ a) tanden b) bril c) handen 9) Ik val en heb veel......... a) pijn b) lol c) wauw 10) Ik ben...........ik heb corona a) beter b) ziek c) moe

Tabela rankingowa

Styl wizualny

Opcje

Zmień szablon

Przywrócić automatycznie zapisane ćwiczenie: ?