1) De broer van je vader is jouw ... a) zwager b) oom c) broer 2) De moeder van je vader is jouw ... a) oma b) opa c) oom 3) De zoon van je ouders is jouw ... a) grootvader b) oom c) broer 4) De dochter van je zus is jouw ...  a) nichtje b) neefje c) zusje 5) De man van je zus is jouw .... a) schoonzus b) oom c) zwager 6) De dochter van je grootouders is jouw ... a) zus b) tante c) nicht 7) De zoon van je oom en tante is jouw ... a) neef b) nicht c) broer 8) De vader van je moeder is jouw ... a) oma b) oom c) opa 9) De moeder van je man is jouw ... a) schoonmoeder b) schoonzus c) tante 10) De zoon van je dochter is jouw ... a) oom b) neef c) kleinkind

Tabela rankingowa

Motyw

Opcje

Zmień szablon

Przywrócić automatycznie zapisane ćwiczenie: ?