Regelmatig: gebruiken, pinnen, verhuizen, afrekenen, betalen, versturen, bewaren, fietsen, hoesten, leven, Onregelmatig: lopen, hebben, zijn, komen, kopen, slapen, schrijven, doen, vallen, zwemmen,

Tabela rankingowa

Styl wizualny

Opcje

Zmień szablon

Przywrócić automatycznie zapisane ćwiczenie: ?