1) Gaat het niet goed met Nederlands leren? Waar ............ ?  a) inrichten b) accepteren c) aanlopen tegen d) bevallen  2) ..................de les je? Of wil je na de zomer stoppen?  a) horen bij b) accepteren c) aanlopen tegen d) bevallen  3) We zijn net verhuisd. Nu moeten we de kamer nog .................. a) inrichten b) accepteren c) horen bij d) kan me voorstellen dat 4) Ik ......................................... je het warm hebt. Het is 30C buiten. a) accepteer b) hoor bij c) kan me voorstellen dat d) loop aan .. tegen 5) Deze bloes .................. die broek. Ze zijn van dezelfde stof gemaakt. a) inrichten b) accepteren c) horen bij d) sorteren 6) Als je goed op je uitgaven let, ben je ............................. a) gierig b) zuinig c) gul d) breekbaar 7) Ik kan uw voorstel niet ...................... Ik ben het er niet mee eens. a) testen b) doortrekken c) bedienen d) accepteren 8) Zij heeft een operatie aan haar gezicht gehad. Ze is nu .................... a) onherkenbaar b) onzichtbaar c) ondenkbaar d) onleesbaar 9) Als het werk me niet bevalt, a) ik ga iets anders doen b) ik ga ontslag nemen c) ga ik een andere baan zoeken d) omdat ik geen leuke collega's heb

TC B1 4.6 begrijpen

Tabela rankingowa

Motyw

Opcje

Zmień szablon

Przywrócić automatycznie zapisane ćwiczenie: ?