1) Ik heb vrijdag de hele dag .... a) gewerken b) gewerkd c) gewerkt 2) De maaltijd heeft heerlijk .... a) gesmaakd b) gesmaakt c) gesmaken 3) Sanne heeft zaterdagavond ... a) gedanst b) gedansd c) gedansen 4) Samir is naar Egypte ... a) gereist b) gereisd c) gereizen 5) Wat heeft Simon tegen je .... a) gezegd b) gezegt c) gezeggen 6) Ik heb lang op je .... a) gewachtt b) gewachd c) gewacht 7) Ik heb een mandarijn ... a) gepakt b) gepakken c) gepakd 8) Ik heb jou gisteren een brief ... a) gestuurd b) gestuurt c) gesturen 9) Heb je goed naar de docent ...? a) geluistert b) geluisteren c) geluisterd 10) Heb je het al ...? a) gehoren b) gehoord c) gehoort 11) Manon heeft €150,- .... a) gepint b) gepind c) gepinnen 12) Wij hebben in de vakantie heerlijk ... a) gewandeld b) gewandelen c) gewandelt 13) De jas was te groot. Ik heb hem daarom ... a) geruilen b) geruild c) geruilt 14) De kinderen hebben lief ... a) gespeeld b) gespelen c) gespeelt

TaalCompleet A2 2.5 Voltooide tijd regelmatige werkwoorden

Ranking

Estilo visual

Opções

Alterar modelo

Restaurar arquivo salvo automaticamente: ?