1) Anna blijft vandaag thuis, omdat a) haar dochter is ziek. b) haar dochter ziek is. c) ziek is haar dochter. 2) We vieren feest, omdat a) Sofia jarig is. b) Sofia is jarig. c) jarig Sofia is. 3) Ik trek een dikke trui aan, want a) is het koud. b) het koud is. c) het is koud. 4) Kais en Fatima gaan met de trein, omdat a) ze hebben geen auto. b) ze geen auto hebben. c) geen auto ze hebben. 5) Kais en Fatima gaan met de trein, want a) ze hebben geen auto. b) ze geen auto hebben. c) geen auto ze hebben. 6) Ik trek een dikke trui aan, omdat a) is het koud. b) het koud is. c) het is koud. 7) We vieren feest, want a) Sofia jarig is. b) Sofia is jarig. c) jarig Sofia is. 8) Anna blijft vandaag thuis, want a) haar dochter is ziek. b) haar dochter ziek is. c) ziek is haar dochter. 9) De ouders zijn opgelucht, want a) hun baby gezond is. b) is gezond hun baby. c) hun baby is gezond. 10) De ouders zijn opgelucht, omdat a) hun baby gezond is. b) is gezond hun baby. c) hun baby is gezond.

Link 0-A2 want, omdat

de
Încorporează

Clasament

Stilul vizual

Opţiuni

Comutare șablon

Restaurare activitate salvată automat: ?