1) ik ... a) loop b) loopt c) lopen 2) jij ... a) loop b) loopt c) lopen 3) .... jij? a) loop b) loopt c) lopen 4) hij a) loop b) loopt c) lopen 5) zij (1 persoon) a) loop b) loopt c) lopen 6) u a) loop b) loopt c) lopen 7) ... u? a) loop b) loopt c) lopen 8) het a) loop b) loopt c) lopen 9) wij a) loop b) loopt c) lopen 10) jullie a) loop b) loopt c) lopen 11) zij (2+) a) loop b) loopt c) lopen 12) ik... a) spreek b) spreekt c) spreken 13) jij... a) spreek b) spreekt c) spreken 14) ...jij? a) spreek b) spreekt c) spreken 15) u... a) spreek b) spreekt c) spreken 16) hij... a) spreek b) spreekt c) spreken 17) ....hij? a) spreek b) spreekt c) spreken 18) zij (1 persoon) a) spreek b) spreekt c) spreken 19) het... a) spreek b) spreekt c) spreken 20) wij... a) spreek b) spreekt c) spreken 21) jullie... a) spreek b) spreekt c) spreken 22) zij (2 personen) a) spreek b) spreekt c) spreken 23) ik... a) ga b) gaat c) gaan 24) jij... a) ga b) gaat c) gaan 25) ...jij? a) ga b) gaat c) gaan 26) hij... a) ga b) gaat c) gaan 27) u... a) ga b) gaat c) gaan 28) zij (1 persoon) a) ga b) gaat c) gaan 29) ... zij? (1 persoon) a) ga b) gaat c) gaan 30) het... a) ga b) gaat c) gaan 31) wij... a) ga b) gaat c) gaan 32) jullie... a) ga b) gaat c) gaan 33) zij... (2+ personen) a) ga b) gaat c) gaan 34) ik... a) kom b) komt c) komen 35) jij... a) kom b) komt c) komen 36) ...jij? a) kom b) komt c) komen 37) u... a) kom b) komt c) komen 38) hij... a) kom b) komt c) komen 39) zij... (2+ personen) a) kom b) komt c) komen 40) zij (1 persoon) a) kom b) komt c) komen 41) het... a) kom b) komt c) komen 42) wij a) kom b) komt c) komen 43) jullie... a) kom b) komt c) komen 44) zij (1 persoon) a) drink b) drinkt c) drinken 45) zij... (2+ personen) a) drink b) drinkt c) drinken 46) ik... a) drink b) drinkt c) drinken 47) jij... a) drink b) drinkt c) drinken 48) u... a) drink b) drinkt c) drinken 49) hij... a) drink b) drinkt c) drinken 50) het... a) drink b) drinkt c) drinken 51) wij... a) drink b) drinkt c) drinken 52) ...jij? a) drink b) drinkt c) drinken 53) jullie... a) drink b) drinkt c) drinken

Verba presens

от
Внедрить

Таблица лидеров

Визуальный стиль

Параметры

Переключить шаблон

Восстановить автоматически сохраненное: ?