1) Wat is jouw favoriete kleur? Vertel ook waarom. 2) Welke stad wil jij graag zien? Vertel ook waarom. 3) Wat wil je graag leren? Vertel ook waarom. 4) Welke baan wil je graag doen? Vertel ook waarom. 5) Wat vind je van het weer in Nederland? Vertel ook iets over het weer in jouw eigen land. 6) Welke sport doe jij graag? Vertel ook waarom. 7) Wat doe jij op een vrije dag? Vertel ook waar je dat doet. 8) Wat vind je vervelend om te doen? Vertel ook waarom 9) Hou je van de natuur? Vertel ook waarom wel of waarom niet. 10) Wat doe jij graag met vrienden? Vertel ook waar je dat doet. 11) Welk land wil jij graag bezoeken? Vertel ook wat je daar wilt doen. 12) Welke muziek luister je graag? Vertel ook waarom. 13) Ga je weleens naar een restaurant? Vertel ook naar welk restaurant je gaat. 14) Wat eet je het liefst? Vertel ook hoe je dat maakt. 15) Wat vind je de mooiste plek in Nederland? Vertel ook waarom. 16) Eet je liever vlees of vegetarisch? Vertel ook hoe vaak je vlees eet. 17) Wat vind je het leukste in jouw eigen land? Vertel ook waarom. 18) Wat vind je moeilijk in Nederland? Vertel ook waarom. 19) In wat voor woning woon je? Vertel ook in wat voor huis je vroeger hebt gewoond. 20) Kijk je weleens een film? Vertel ook welke film je graag kijkt. 21) Reist u vaak met de bus? Vertel ook waarom. 22) Wat vindt u een leuk programma op tv. Vertel ook welk programma u nu niet leuk vindt. 23) Wat voor fruit eet u graag? Vertel ook hoe vaak u fruit eet. 24) Hoe vaak u gebruikt u uw telefoon? Vertel ook waarvoor u uw telefoon gebruikt. 25) Ik was vandaag te laat op mijn werk. Waarom bent u weleens te laat? Zeg ook wat u dan doet. 26) Wat leest u graag? Zeg ook hoe vaak u leest. 27) Ik krijg het liefst bloemen als ik jarig ben. Wat krijgt u het liefst cadeau? Vertel ook waarom. 28) Veel Nederlanders eten om zes uur ‘s avonds. Wat vindt u daarvan? Zeg ook hoe laat u zelf meestal eet. 29) Ik houd niet van katten. Welk dier vindt u niet leuk? Vertel ook waarom. 30) Ik heb geen rijbewijs. Hebt u een rijbewijs? Vertel ook hoe u dat vindt. 31) Wat gaat u morgen doen? Vertel ook hoe laat u dat gaat doen. 32) Wat is de mooiste plaats waar u geweest bent? Vertel ook waarom u daar was. 33) Ik werk graag samen met anderen. Hoe werkt u het liefst? Vertel ook waarom. 34) Ik ga graag naar het strand. Wat vindt u leuk aan het strand? Vertel ook wat u niet leuk vindt aan het strand. 35) Ik wandel vaak naar mijn werk. Wat vindt u van wandelen? Vertel ook waarom. 36) Ik woon in het centrum van een grote stad. Waar woont u? Vertel ook hoe u dat vindt. 37) Met wie eet u meestal samen? Zeg ook waar u het liefst eet. 38) Waar hebt u Nederlandse les? Zeg ook hoelang u al les hebt. 39) Ik heb een nieuwe trui gekocht. Wat hebt u kortgeleden gekocht? Vertel ook waar u dat hebt gekocht. 40) Welke stad zou u graag willen zien? Zeg ook wat u daar wilt doen. 41) Ik heb op school leren lezen. Wat hebt u op school geleerd? Zeg ook wat u het leukst vond om te leren. 42) Ik moet soms ‘s nachts werken. Wanneer werkt u het liefst? Vertel ook waarom. 43) Hoe vaak leest u de krant? Vertel ook wat u van de krant vindt. 44) Wat kunt u goed? Vertel ook van wie u dat geleerd hebt. 45) Wat vindt u de leukste dag van de week? Vertel ook waarom. 46) Met wie woont u in uw huis? Vertel ook hoelang u daar al woont. 47) Wat doet u het liefst in uw vrije tijd? Vertel ook hoe vaak u dat doet. 48) Wat vindt u een leuk programma op tv? Vertel ook waar dat over gaat. 49) Wat vindt u van uw buren? Vertel ook hoelang u ze al kent. 50) Waar ging u vroeger naar school? Vertel ook iets over die school. 51) Welke sport vindt u leuk om naar te kijken? Vertel ook waarom. 52) Nederland ligt aan zee. Hoe vaak gaat u naar zee? Vertel ook wat u daar dan doet. 53) Naar welk land wilt u graag een keer gaan? Vertel ook waarom.

IBL TT NL - Vragen voor spreekvaardigheid

Таблица лидеров

Визуальный стиль

Параметры

Переключить шаблон

Восстановить автоматически сохраненное: ?