1) Ik zal je e-mail zeker morgen ... a) beantwoorden b) antwoorden c) vervolgen 2) Ik moet de les op tijd stoppen want ... de les heb ik meteen een vergadering. a) voor b) na c) aan 3) Wat is geen vak op school? a) wiskunde b) geschiedenis c) taal d) wetenschap e) winkelen 4) 2 + 2 ... 4 a) gelijkt b) is gelijk aan c) deelt d) hangt af van 5) Zoek een synoniem voor: "het moet" a) het is mogelijk b) het is aangeraden c) het is verplicht d) Het is waarschijnlijk 6) Ik ben een officiële inwoner van België, dus ik ben een Belgische ... a) buur b) gebergte c) burger d) gebeuren 7) Het hangt af ... mijn humeur. a) voor b) van c) aan d) op 8) Het perfectum van 'kopen' is ... a) ik heb gekoopt b) Ik heb gekocht c) Ik heb gelopen 9) ... jaar koop ik een nieuwe wasmachine. a) dit b) deze 10) Mijn teamleider ... me ... om Nederlands te gebruiken met klanten. a) moedigt ... aan b) aanmoedigt ... veel c) heeft ... geaanmoedigd

Herhaling les 19/09

autor

Tabela

Vizuelni stil

Postavke

Promeni šablon

Vrati automatski sačuvano: ?