1) George _______________ geen tuin. Hij woont liever in een flat. a) moet b) mag c) wil d) zal 2) Meneer, _______________ wij bij het raam zitten? Is die tafel vrij? a) mogen b) zullen c) moeten 3) Dit shirt is te klein voor jou. Je _______________ een grotere maat nemen. a) mag b) zal c) wil d) moet 4) Kijk, hier zijn de foto’s van mijn vakantie. _______________ je ze zien? a) mag b) moet c) wil d) zal 5) Kom je bij ons eten? Leuk! _______________ ik dan een typisch Nederlands gerecht maken? a) zal b) wil c) mag d) hoef 6) ___________ je ouders ook op je verjaardag komen? a) mogen b) zullen c) kunnen d) moeten 7) Je __________ deze opdracht maken. Je ___________ het niet te doen. a) mag, hoeft b) zult, moet c) kan, zal

Tabela

Vizuelni stil

Postavke

Promeni šablon

Vrati automatski sačuvano: ?