1) Ik ben ... de val getrapt. Ik heb niet goed opgelet. a) van b) in c) aan d) naar 2) Ik heb een vraag met betrekking ... de nieuwe samenwerking. a) tot b) van c) over d) in 3) Ik heb geen ... van de prik! Laat dat vaccin maar komen.  a) bang b) schrik c) angstig 4) .... je weinig verlofdagen hebt, is het belangrijk je verlof flexibel te kunnen kiezen.  a) Totdat b) Zodra c) zelfs als d) In het geval van 5) Kan je me alstublieft .... als je te laat zal komen? a) beschikken b) verwijzen c) verwittigen d) verwachten 6) We zullen zien ... de situatie zal verbeteren of niet. a) dat b) als c) of 7) Dankzij de druk die ik heb gezet, hebben we een korting ... voor deze grote bestelling. a) verkregen b) behaald c) bereikt 8) Ik kan zo genieten ... een goed glas wijn. a) voor b) in c) / d) van 9) Je moet een keuze ... a) kiezen b) maken c) doen 10) Het zal drie dagen ... a) nemen b) duren c) bereiken

Kies het juiste woord:

Rankningslista

Visuell stil

Alternativ

Växla mall

Återställ sparas automatiskt: ?