1) ik a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 2) jij a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 3) ...... jij? a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 4) ik a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 5) hij a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 6) zij a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 7) het a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 8) wij a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 9) jullie a) heb b) hebt c) heeft d) hebben 10) zij a) heb b) hebt c) heeft d) hebben

Rankningslista

Visuell stil

Alternativ

Växla mall

Återställ sparas automatiskt: ?