-d: zeggen, luisteren, antwoorden, bellen, horen, kunnen, leggen, wandelen, trouwen, slagen, -t: werken, praten, dansen, fietsen, koken, wachten, zakken, passen, roken, douchen,

Skor Tablosu

Görsel stil

Seçenekler

Şablonu değiştir

Otomatik olarak kaydedilen geri yüklensin mi: ?