Ik ga naar huis, omdat ik moe ben., Ik ga naar huis, want ik ben moe. , Jij bent moe, dus jij gaat slapen. , Het regent buiten, dus ik doe mijn jas aan. , Jij gaat op vakantie, als je geld hebt. , Ik koop nieuwe kleren, als ik een feest heb. , Wij leren Nederlands, want wij willen het examen halen. , De bus heeft vertraging, dus ik kom te laat op mijn werk. , Zij kopen een kast, omdat zij veel spullen hebben., De baby moet naar het consultatiebureau, omdat zij een prik krijgt. ,

Oefenen/want/dus/als/omdat (thema 3 (3.2) A2 Taalcompleet)

tarafından

Skor Tablosu

Görsel stil

Seçenekler

Şablonu değiştir

Otomatik olarak kaydedilen geri yüklensin mi: ?