- Zullen we vandaag wat (leuk) ____ doen samen? - Wat dan? - Nou, bijvoorbeeld zwemmen. - Ah nee, zwemmen in een zwembad vind ik niet (leuk) ____. Het is mooi weer. We kunnen toch wat (ander) ____ doen? Zoals naar het strand bijvoorbeeld? - Nou, op een (ander) ____ moment zou ik dat wel leuk vinden, maar ik ben gisteren al naar het strand geweest. - We kunnen toch in het park wandelen? - Ja, dat kan wel. En dan kunnen we iets (lekker) ____ eten in het restaurantje bij het park. Daar kun je (lekker) ____ buiten zitten. - Goed plan. En samen op een terrasje zitten is ook (gezellig) ____. Hoe laat gaan we? - Over een half uurtje? - Over een uur zou (goed) ____ zijn, want ik moet me nog omkleden. - Prima. Tot over een uurtje dan! - Goedemiddag mevrouw. Ik zoek een (klein) ____ cadeautje voor mijn nichtje van 7 jaar. - Wat had u in gedachten? - Nou, geen groot cadeau, maar iets (klein) ____. En goedkoop, dus niets (duur) ____, maar gewoon een aardigheidje. - Wat dacht u hiervan? Dit is erg (leuk) ____ voor meisjes van die leeftijd. En het is ook niet (duur) ____. - Hmm, ik weet niet of zij wel van dit soort poppetjes houdt. Heeft u geen dieren bijvoorbeeld? Ze is gek op dieren. - Oh, dan weet ik wat (goed) ____ voor haar. Deze paardjes zijn erg populair en lekker (zacht) ____. - Oh ja, inderdaad. En zij houdt wel van wat (zacht) ____. Dit is inderdaad (goed) ____. Dan neem ik deze. Dank u wel. 1. leuk - Wanneer heb jij voor het laatst iets ____ gedaan? Vorige zomer ben ik naar Spanje geweest. Dat was ____. 2. aardig - Ik heb een ____ buurvrouw. Ze zegt altijd wat ____ tegen de mensen die langs haar huis lopen. 3. gezellig - In het park is het altijd ____. Er is altijd wel wat ____ gaande, zoals muziek of een voorstelling. 4. interessant - Er is weer niks ____ op tv. Jawel, er is een ____ documentaire op Nederland 2 vanavond. 5. eng - Ik vind een injectie ____. Nee joh, er is niks ____ aan. Je voelt er bijna niks van. 6. speciaal - Er is een ____ aanbieding in deze winkel. Als je voor € 50,00 iets koopt, krijg je iets ____ thuisgestuurd: een verrassingspakket. 7. stom - Oh wat ____ ! Ik heb iets vreselijk ____ gedaan. Ik heb het eten voor vanavond weggegooid. 8. verkeerd - Hij zegt dat ik iets ____ heb gedaan, maar ik heb het niet ____ gedaan. 9. fout - Heb ik wat ____ gezegd? Nee hoor, je hebt geen ____ gemaakt.

Bảng xếp hạng

Phong cách trực quan

Tùy chọn

Chuyển đổi mẫu

Bạn có muốn khôi phục tự động lưu: không?