het stadion - Een groot sportterrein met tribunes eromheen., de atletiekbaan - Een ovale baan van 400 meter lang waarop hardloopwedstrijden gehouden worden., de sporthal - Een hal voor binnensporten, zoals volleybal en basketbal., de trainer - Iemand die een sporter of een sportploeg laat oefenen., de toeschouwer - Iemand die naar een sportwedstrijd komt kijken., het idool - Iemand (meestal een bekend persoon) die je geweldig vindt., lovend - Als je lovend over iemand spreekt, zeg je goede dingen over hem of haar., perplex - Stomverbaasd., de prestatie - Iets wat je gedaan hebt en waar je trots op kunt zijn., zodanig - Zo, op zo’n manier, in de loop van - Tijdens, gedurende., een balletje opgooien - Iets zeggen om te kijken hoe een ander reageert.,

woordenschat thema 2 week 1 groep 6

Lyderių lentelė

Vizualinis stilius

Parinktys

Pakeisti šabloną

Atkurti automatiškai įrašytą: ?