Anne loopt op straat. Ze is voor de eerste keer in Utrecht. Ze gaat op bezoek bij haar nichtje Rachida die in Utrecht civiele techniek studeert. Ze is op zoek naar het café Oudaen. Daar gaat ze een ____ drinken met Rachida. Alleen heeft Anne een probleem: ze is verdwaald. Ze weet niet meer waar ze is, en de ____ van haar telefoon is leeg. Ze moet de ____ vragen aan een voorbijganger. ‘Dag mevrouw, mag ik u iets ____? Ik zoek Het café Oudaen.’ Mevrouw: ‘Sorry, ik kan je niet helpen. Ik ben hier niet ____.’ Anne loopt door. Daar ziet ze een jongen met een hond. ‘Hoi, kan je even ____? Ik zoek café Oudaen.’ Jongen: ‘Geen probleem hoor. Je loopt hier ____. Dan neem je de derde straat links. Je kan bij het stoplicht ____. Je loopt dan door tot aan het eind van de straat. Dan sla je rechtsaf. Oudaen is om de hoek.’ ‘Dankjewel’ Jongen: ‘____ gedaan.’

Leaderboard

Visual style

Options

Switch template

Continue editing: ?