1) Je hebt een afspraak in augustus. Je komt in augustus. a) Te laat b) Op tijd 2) Je hebt een afspraak om 11 uur. Je komt om 11 uur. a) Te laat b) Op tijd 3) De les begint om 13.00 uur. Je komt om 13.00 uur.  a) Te laat b) Op tijd 4) Je hebt een afspraak in januari. Je komt in februari. a) Te laat b) Op tijd 5) Je hebt een afspraak om 4.30 uur. Je komt om 5 uur. a) Te laat b) Op tijd 6) De bus gaat om 8.45 uur. Je komt om 8.50 uur. a) Te laat b) Op tijd 7) Je hebt een afspraak op maandag. Je komt op maandag.. a) Te laat b) Op tijd 8) Je hebt een afspraak om 4 uur. Je komt om 5 uur. a) Te laat b) Op tijd 9) Je hebt een afspraak in april. Je komt in mei. a) Te laat b) Op tijd 10) De les begint om 9 uur. Je komt om 10 uur a) Te laat b) Op tijd 11) De les begint om 9 uur. Je komt om 9.30 uur a) Te laat b) Op tijd 12) Je hebt een afspraak om 3 uur. Je komt om 3 uur. a) Te laat b) Op tijd 13) Je hebt een afspraak om donderdag. Je komt op vrijdag. a) Te laat b) Op tijd 14) De bus gaat om 9.20 uur. Je komt om 9.22 uur. a) Te laat b) Op tijd 15) De les begint om 9.30 uur. Je komt om 9.15 uur.  a) Te laat b) Op tijd 16) De les begint om 8.30 uur. Je komt om 8.25 uur.  a) Te laat b) Op tijd 17) Je hebt een afspraak op maandag. Je komt op dinsdag. a) Te laat b) Op tijd 18) Je hebt een afspraak om 4 uur. Je komt om 4 uur. a) Te laat b) Op tijd 19) Je hebt een afspraak op zondag. Je komt op zondag. a) Te laat b) Op tijd 20) Je hebt een afspraak om 19 uur. Je komt om 19 uur. a) Te laat b) Op tijd

Leaderboard

Visual style

Options

Switch template

Continue editing: ?