1) backen a) gebacken b) gebacken (haben) c) gebacken (sein) d) gebucken 2) befehlen a) befehlen (sein) b) befohlen (sein) c) befehlen (haben) d) befohlen (haben) 3) beginnen a) beginnen (haben) b) beginnen (sein) c) begonnen (haben) d) begunnen (sein) 4) beißen a) gebissen (haben) b) gebissen (sein) c) gebussen (haben) d) gebussen (sein) 5) betrügen a) betrügen (haben) b) betrogen (haben) c) betrügen (sein) d) betrogen (sein) 6) fliegen a) geflogen (haben) b) geflogen (sein) c) gefleigen (haben) d) gefleigen (sein) 7) fressen a) gefressen (haben) b) gefressen (sein) c) gefrossen (haben) d) gefrossen (sein) 8) frieren a) gefroren (sein) b) gefreiren (sein) c) gefreiren (haben) d) gefroren (haben) 9) gelten a) gegelten (sein) b) gegelten (haben) c) gegolten (haben) d) gegolten (sein) 10) fliehen a) geflohen (sein) b) geflohen (haben) c) gefleihen (haben) d) gefleihen (sein) 11) fließen a) geflossen (haben) b) geflossen (sein) c) gefließen (sein) d) gefließen (haben) 12) genießen a) genießen (haben) b) genießen (sein) c) genossen (haben) d) genossen (sein) 13) hauen a) gehauen (haben) b) gehauen (sein) c) gehagen (haben) d) gehagen (sein) 14) heben a) geheben (sein) b) gehoben (sein) c) gehoben (haben) d) geheben (haben) 15) heißen a) geheißen (haben) b) gehießen (haben) c) geheißen (sein) d) gehießen (sein) 16) genesen a) genesen (haben) b) genesen (sein) c) genusen (sein) d) genusen (haben) 17) helfen a) geholfen (haben) b) geholfen (sein) c) gehelfen (haben) d) gehelfen (sein) 18) kennen a) gekannt (sein) b) gekannt (haben) c) gekennen (haben) d) gekennen (sein) 19) geraten a) geritten (haben) b) geritten (sein) c) geraten (sein) d) geraten (haben) 20) lesen a) gelesen (haben) b) gelesen (sein) c) geliesen (haben) d) geliesen (sein) 21) liegen a) geliegen (haben) b) geliegen (sein) c) gelegen (sein) d) gelegen (haben) 22) lügen a) gelugen (sein) b) gelugen (haben) c) gelogen (haben) d) gelogen (sein) 23) mahlen a) gemahlen (haben) b) gemohlen (sein) c) gemahlen (sein) d) gemohlen (haben) 24) geschehen a) geschehen (haben) b) geschehen (sein) c) heschohen (haben) d) geschohen (sein) 25) meiden a) gemieden (haben) b) gemeiden (haben) c) gemieden (sein) d) gemeiden (sein) 26) wiegen a) gewogen (sein) b) gewiegen (sein) c) gewogen (haben) d) gewiegen (haben) 27) klimmen a) geklimmen (haben) b) geklimmen (sein) c) geklommen (sein) d) geklommen (haben) 28) wissen a) gewusst (haben) b) gewusst (sein) c) gewisst (sein) d) gewisst (haben) 29) wollen a) gewollen (sein) b) gewollt (sein) c) gewollt (haben) d) gewollen (haben) 30) ziehen a) gezogen (sein) b) gezogen (haben) c) geziehen (sein) d) geziehen (haben) 31) zwingen a) gezwungen (haben) b) gezwungen (sein) c) gezwingen (sein) d) gezwingen (haben) 32) empfangen a) empfangen (sein) b) empfangen (haben) c) empfängt (sein) d) empfängt (haben) 33) empfehlen a) empfohlen (haben) b) empfohlen (sein) c) empfühlen (haben) d) empfühlen (sein) 34) empfinden a) empfanden (haben) b) empfanden (sein) c) empfunden (sein) d) empfunden (haben) 35) entscheiden a) entschieden (sein) b) entschieden (haben) c) entscheiden (sein) d) entscheiden (haben) 36) erschrecken a) erschrocken (sein) b) erschrocken (haben) c) erschrecken (sein) d) erschracken (haben) 37) nehmen a) genommen (haben) b) genommen (sein) c) genehmen (sein) d) genehmen (haben) 38) nennen a) genannt (sein) b) genannt (haben) c) genennen (haben) d) genennen (sein) 39) pfeifen a) gepfiefen (haben) b) gepfiffen (sein) c) gepfiefen (sein) d) gepfiffen (haben) 40) preisen a) gepriesen (haben) b) gepriesen (sein) c) geprosen (sein) d) geprosen (haben) 41) raten a) geraten (sein) b) geraden (sein) c) geraten (haben) d) geruden (haben) 42) scheißen a) geschissen (sein) b) geschissen (haben) c) geschiesen (sein) d) geschiesen (haben) 43) scheiben a) geschoben (haben) b) geschoben (sein) c) geschieben (haben) d) geschieben (sein) 44) schießen a) geschießen (haben) b) geschossen (sein) c) geschossen (haben) d) geschießen (sein) 45) schlafen a) geschlafen (haben) b) geschlafen (sein) c) geschlaft (sein) d) geschlaft (haben) 46) schlagen a) geschlogen (haben) b) geschlagen (haben) c) geschlogen (sein) d) geschlagen (sein) 47) sollen a) gesollt (haben) b) gesollen (haben) c) gesollt (sein) d) gesollen (sein) 48) spinnen a) gesponnen (sein) b) gesponnen (haben) c) gespinnen (haben) d) gespinnen (sein) 49) sprechen a) gesprochen (haben) b) gesprochen (sein) c) gesprechen (haben) d) gesprechen (sein) 50) springen a) gesprungen (haben) b) gesprungen (sein) c) gespringen (sein) d) gespringen (haben) 51) stechen a) gestochen (sein) b) gesticht (haben) c) gesticht (sein) d) gestochen (haben)

Karten Perfekt Integrationskurse (51/150)

โดย
ฝัง

ลีดเดอร์บอร์ด

สไตล์ภาพ

ตัวเลือก

สลับแม่แบบ

คืนค่าการบันทึกอัตโนมัติ: ใช่ไหม